(met dank aan Renske)
Nummer van de F.C.I. standaard: 314
Inleiding
Oorsprongsland: Nederland
Gebruik: Deze kleine spioen, die in de eendenkooien zo voortreffelijk werkte en soms nog werkt, met zijn harmonische bouw, fraaie kleur en schitterende beharing en bevedering is een echt jachthondje met een opgewekt karakter.
Indeling F.C.I.: Groep 8, sectie 2, drijfhonden, nr. 8.20.31
Kort historisch overzicht: Dit Nederlandse ras is nu ook erkend. Op 18 juni 1966 keurde de Raad van Beheer de voorlopige officiële raspunten van het Kooikerhondje goed. Met vele andere heeft Baronesse van Hardenbroek weer een parel aan de Nederlandse rassen toegevoegd. Men fokt het ras thans in behoorlijke aantallen van zeer goede kwaliteit; de jaarlijkse Kooikerhondjes dag heeft een grote bijdrage geleverd aan de huidige positie van dit jachthondenras.
Raspunten van het Kooikerhondje
Algemeen voorkomen en verschijning
Kwieke, bonte hond van vrijwel kwadratische lichaamsvorm, waarbij de lengte iets meer bedraagt dan de schofthoogte. Goed bevederde staart en opgeheven hoofd. Lengte van schedel en snuit ongeveer gelijk.
Karakter
Vrolijk maar niet luidruchtig, zeer op zijn omgeving gesteld, vriendelijk, goedaardig en attent.
Hoofd
Schedel: voldoende breed, matig gewelfd.
Stop: duidelijk, maar niet te diep.
Neusspiegel: zwart.
Snuit: niet te diep en profil.
Lippen: niet overhangend.
Jukbeenderen: goed gevuld.
Aftekening: bij voorkeur bles, gekleurde wangen.
Ogen: amandelvormig, donkerbruin, met vriendelijke, attente uitdrukking.
Oren: matig groot, aanzetting iets boven de lijn tussen neuspunt en ooghoek, zonder wit, tegen de wangen gedragen. De oorharen zijn lang; zwarte haarpunten (oorbellen) zijn gewenst.
Gebit: normaal scharend, tanggebit is toegestaan.
Hals
Recht en krachtig gespierd.
Romp
Rug: sterk.
Borst: diep met voldoende gewelfde ribben.
Staart: horizontaal, tot vrolijk gedragen; niet gekruld. Goed ontwikkelde bevedering met witte pluim. Lengte van de staartwervels tot de hakken reikend.
Benen en voeten
Voor: recht met niet te zware bevedering.
Achter: vrij lang behaarde broek; beneden de hak geen bevedering; sprong voldoende gehoekt.
Voeten: klein, goed gesloten en kort behaard.
Gangwerk
Moet vlot en elastisch te zijn, niet steppend.
Beharing
Middelmatig lang, lichtgolvend tot sluik; niet krullend en goed aansluitend. Niet te fijne haren. Goed ontwikkeld onderhaar. Gemakkelijk te onderhouden.
Kleur
Duidelijke en heldere oranjeroodkleurige platen op witte ondergrond. De kleur moet overwegen. Zwart-bont en driekleur zijn niet toegestaan.
Grootte
Schofthoogte van ca. 35 tot en met ca. 40 cm.
N.B. Reuen moeten 2 duidelijk normale testikels hebben, die volledig in het scrotum zijn ingedaald.
Goedgekeurd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland op 15 mei 1971.
In gewijzigde redactie goedgekeurd door de F.C.I op 10 maart 1989.
Herzien vastgesteld 24 september 1991 en gedateerd 8 oktober 1991.
Bron: http://www.kooikerhondje.nl
Rasgroep 8

