(met dank aan Jip)

Land van herkomst:
Duitsland
Korte geschiedenis van het ras
De oorsprong van het ras gaat ver terug in de tijd. Grote honden kwamen al in de prehistorie voor, toen ze werden gebruikt als vechthonden, maar ook als veerdrijvers en waakhonden. Gedurende de middeleeuwen werden ze voornamelijk gebruikt bij de jacht op groot wild. Om de honden sneller te maken, kruiste men de dogstammen met grote windhonden. Met dat verleden zien wij de huidige, moderne Duitse Dog, die nu een elegante, vriendelijke en aardige gezelschapshond is. Het ras komt over de gehele wereld voor, het is een bijzonder gewaardeerde tentoonstellings- en gezelschapshond.
Rasbeschrijving
De Duitse Dog is ongetwijfeld de apollo van de hondenrassen, edel, groot, krachtig en solide lichaamsbouw waaruit trots , kracht en elegantie straalt.
Door zijn substantie, adel en harmonische verschijning en in het bijzonder zijn uitdrukkingsvolle hoofd, boeit hij de toeschouwer als een edel standbeeld.
Hij is vriendelijk, liefdevol en aanhankelijk tegenover zijn bezitters, vooral tegenover kinderen, ze kunnen soms iets terughoudend zijn tegenover vreemden.
De dog is een zelfverzekerde, onverschrokken, makkelijk te hanteren en leergierige begeleidings en familiehond met een hoge prikkeldrempel en zonder enig spoor van agressi. De reuen moeten minimaal 80 cm zijn ,en de teven minimaal 72 cm.
Hoofd:
lang gestrekt, smal. Uitgesproken stop, voorhoofd en neusrug lopen evenwijdig. De voorsnuit heeft volle, duidelijk gehoekte, lippen en is stomp. De afstand tussen de neuspunt en de stop is gelijk aan de afstand tussen de stop en de zwak ontwikkelde achterhoofdsknobbel. Het hoofd moet van alle kanten gezien een hoekige indruk maken, met goed geprononceerde contouren. .Duidelijke liphoeking en donker gepigmenteerde lippen.Bij zwart-wit gevlekte doggen zijn onvolledig gepigmenteerde of vleeskleurige lippen toegestaan.
Ogen:
middelgroot, met droge ooghoeken, donker, levendig en met een verstandige uitdrukking.Fouten zijn niet aangesloten oogleden, te sterk roodgekleurd bindvlies.
Oren:
hoog aangezet, niet te ver van elkaar geplaatst, klein tot middelgroot. Fout is te hoog of te laag aangezet, te ver afstaand of te vlak liggende oren.
Gebit:
schaargebit. Fouten zijn alle afwijkingen van het volledige schaargebit. Alleen het ontbreken van de P1 in de onderkaak is toegestaan.
Hals:
lang, droog, mooi gewelfde nek. Fouten zijn een te korte dikke hals, hertehals, te veel losse keelhuid of wammen.
Lichaam:
borstkast reikend tot aan de aan de ellebogen, goed gewelfde ribben, borst goed breed en duidelijke voorborst, uitgesproken schoft, sterke rug, licht gewelfde lendenen, iets hellende croupe, opgetrokken buiklijn. Fouten zijn een doorgezakte rug (zadelrug), karperrug, te lange rug of naar achteren oplopende rug lijn. Een te steil liggend schouderblad.
Ledematen:
goed gehoekt in schouder en opperarm, sterke botten, rechte voorbenen, veerkrachtige voormiddenvoet. Brede, gespierde dijen, goed gehoekt in knie- en spronggewrichten, evenwijdige achterbenen .Fouten zijn niet voldoende hoeking in de voorhand, te lichte botten, zwak bespierd. Te veel of te weinig hoeking in de achterhand Koehakkige, nauwe of o-benige stand.
Te veel naar achteren of naar voren knikkende polsen .
Voeten:
rond, goed gesloten, korte tenen, veerkrachtige voetzolen. Fouten zijn voeten die te vlak, gespreid of te lang zijn.
Staart:
matig lang, moet tot het uiteinde van de sprongen reiken In ruststand op een natuurlijke manier hangend, bij opwinding of tijdens gang licht als een sabel gedragen, maar niet boven de ruglijn uitkomend.
Fout is een te lange of te korte, te laag aangezette, te hoog boven de ruglijn, haakvormig of ringvormig gedragen en/of zijdelings afgedraaide staart.
Kapot geslagen, aan het eind verdikte of gecoupeerde staart.
Gangwerk:
Harmonieus, soepel en ruim uitgrijpend, licht verend, waarbij de benen, zowel van voren als van achteren gezien, parallel moeten bewegen. Fouten zijn een te weinig uitgrijpend, geremde bewegingen, of vaak of voortdurend in telgang gaan.
Vacht:
kort, dicht, glad aanliggend en glanzend.
Kleuren

gestroomd, goudgeel met scherpe zwarte dwarsstrepen. Niet gewenst zijn kleine witte aftekeningen op borst en tenen.

Licht tot donker goudgeel, zwart masker gewenst.
Niet gewenst zijn kleine witte aftekeningen op borst en tenen

Blauw, staalblauw, witte aftekening is toegestaan. Fout is een gele of bruine gloed.


Lakzwart, witte aftekeningen zijn toegestaan;
Tot deze kleur behoren ook de manteldoggen, waarbij het zwart als een mantel het lichaam bedekt en waarbij de voorsnuit, hals, borst, buik, benen en staartpunt wit kunnen zijn. Fout is een gele of bruine gloed of blauwzwarte kleur.

Grondkleur zuiver wit, zo mogelijk zonder doorslag van zwarte haren, metover het gehele lichaam goed verdeelde ongelijkvor-mige gescheurde lakzwarte vlekken.
Niet gewenst zijn grijze of bruinachtige vlekgedeelten Blauwgrijs gestichelde grondkleur, grotere grijsgele of blauw-grijze delen in de vlekken.
Rasgroep 2