(met dank aan Anja)

Herkomst: Spanje
F.C.I.-standaard: nr. 92
Rasgroepindeling: Groep 2, sectie II, Molossers
Algemeen voorkomen: Zeer groot formaat hond, goed in verhoudingen, extreem krachtig, gespierd, lenig en soepel. Compact skelet, iets langer dan hoog. Goed geproportioneerd en harmonieus in alle omstandigheden en van een indrukwekkende schoonheid.
Karakter en gedrag: Aanhankelijk, meegaand en bijzonder intelligent, hij is tegelijkertijd moedig en onbevreesd naar vreemden. Hij weet het verschil tussen een vriendelijke bezoeker en een indringer.
Tegenover soortgenoten is hij zich bewust van zijn eigen kracht en is hij goedmoedig. Volwassen reuen onder elkaar zullen zelden problemen geven.
Zijn donkere blaf is overtuigend, aangenaam welklinkend en zwaar.
Grootte: Reuen; minimaal 77 cm, teven; minimaal 72 cm. Veelal wordt dit overschreden en dit is zeer gewenst.
Gewicht: Reuen; ongeveer 70 kg of meer, teven; ongeveer 50 kg of meer.
Gebruik: Voornamelijk als beschermer van de kudde en als bewaker van huis en haard.
In het verleden trad hij vooral op als beschermer tegen wolven en beren. Tegenwoordig is het een uitstekende waakhond .
Vacht: De vacht is dicht, overvloedig, niet te lang. De vacht moet grof en niet wollig zijn.
De vacht is langer op de schouders, de hals, onder de buik en op de achterzijde van de benen ( zogenaamde broek), net als overigens in de staartpluim, waar de haarstructuur niet zo grof is als op de rest van het lichaam.
Kleur: Zwart en wit, wit en grijs, wit en blond, wit en bruin, wit en goud, en ook wit en bruingestreept zijn typische kleuren. Het masker moet zo symmetrisch mogelijk zijn en de kleur moet in elk geval rond de ogen en beide oren zijn.
Dat zijn de enige verplichte vlekken bij de Mastin de los Pirineos. Het is wenselijk dat, op zijn minst, tweederde gedeelte van de hond wit is.


Hoofd: Groot, stevig en van gemiddelde lengte. De verhouding tussen de schedel en de snuit is 5 : 4.
De schedel is breed, stevig en van opzij gezien licht gewelfd. De achterhoofdsknobbel is duidelijk zichtbaar. ( De Pyrenese Berghond mist deze zichtbare achterhoofdsknobbel). De stop heeft een lichte hoek en is weinig duidelijk aangegeven. De snuit is van opzij gezien rechthoekig en bovenaf gezien licht driehoekig. De snuit is breed bij de aanzet, en wordt naar de neus toe smaller. De neus is omvangrijk en breed, met een zwarte neusspiegel. Zonder te hangen bedekken de bovenlippen, met een duidelijke lipplooi, de onderlippen. Het duidelijk geribbelde gehemelte is zwart.
Gebit: De tanden zijn wit, sterk en gezond. De grote, puntige hoektanden zijn goed gevormd om te kunnen inbijten. Tamelijk kleine snijtanden. Alle molaren zijn aanwezig, en zijn groot en krachtig.
Ogen: Klein en amandelvormig en hazelnootkleurig. Liefst donker gepigmenteerd. De oogleden zijn zwart en bij voorkeur in contact met het oog als de hond oplettend kijkt. Het onderste ooglid laat een klein deel van het bindweefsel zien als de hond in rust is. De blik is oplettend, edel, symphatiek en intelligent als dat van een dromer , maar zeer ernstig tegenover een indringer.
Oren: De oren zijn van gemiddelde grootte. Hangend, driehoekig, vlak en boven de ooglijn aangezet. In rust maken ze contact met de wangen; bij aandacht worden ze van het gezicht afgedraaid en wordt het bovenste derde deel gedeeltelijk opgericht. Ze mogen niet worden gecoupeerd.
Hals: Kegelvormige, brede, sterke en lenige hals. Losse en ruimzittende huid met de zogenaamde keelkwabben.
Borstkas: De borst is breed, diep, gespierd en krachtig. De punt van het sternum ( het borstbeen) is zichtbaar.
Buik: De buik is licht opgetrokken. Ten opzichte van de grond bedraagt de hoek 45 graden.
Schoft: de schoft is duidelijk afgetekend.
Rug: De ruglijn is horizontaal, ook in beweging. De rug is krachtig gespierd met ronde en geen platte ribben en met een brede ruimte tussen de ribben.
Lendenen: De lange, brede lendenen gaan krachtig over in de flanken en zijn daarbij minder breed.
Kruis: Het brede, stevige kruis helt 45 graden. De hoogte van het kruis is gelijk aan de schofthoogte.
Staart: Op een gemiddelde hoogte is de staartaanzet zeer stevig. Soepel en overvloedig voorzien van een tamelijk lange en zachte vacht die een prachtige pluim vormt. In rust laag gedragen. In beweging of bij opwinding wordt de staart sabelvormig omhoog gericht, met aan het einde een mooie krul. Echter zonder dat de gehele staart is gekruld en over de rug wordt gedragen ( zoals typisch is bij de Pyrenese Berghond).
Voorhand: Perfect rechte en stoere voorbenen. Van voren gezien recht en evenwijdig. Goede spieren en pezen. De onderarm is driemaal zo lang als de middenvoet, stevig van beenderstructuur met een rechte en krachtige middenvoet die bijna in het verlengde van de onderarm staat. De schouders liggen schuin, zijn goed gespierd en veel langer dan de onderarm. Zeer gespierde opperarmen. De stevige ellebogen sluiten goed aan tegen de borstkas.
Achterhand: Zowel van voren als opzij gezien, zijn de achterbenen krachtig, stevig, correct gespierd en van een stevige beenderstructuur.
Krachtig gespierde dijen.
Middenvoeten: Van opzij gezien staat de middenvoet bijna in het verlengde van de onderarm en is van een stevige structuur.
Voeten: De voorvoeten zijn zogenaamde kattenvoeten met goed gesloten tenen. Stevige, hoge en goed gebogen teenkootjes en stevige voetzolen.
De huid tussen de teenkussens is gemiddeld ontwikkeld en voorzien van vacht.
De achtervoeten zijn lichte kattenvoeten, iets langer dan de voorvoeten. Met mogelijk enkele of dubbele Hubertusklauwen ( niet verplicht). Bij gelijke kwaliteit gaat de voorkeur uit naar symmetrische Hubertusklauwen aan de achterbenen.
Beweging: De gang waarnaar de voorkeur uit gaat is de draf. Deze moet harmonieus zijn, krachtig en elegant zonder de neiging schuin of in telgang te gaan.
Gezondheid: Afgezien van heupdysplasie zijn er geen ernstige rasspecifieke gezondheidsproblemen bekend. Net als bij veel grotere dogachtigen dient men bedacht te zijn op het optreden van een maagtorsie.
Van de Mastin de los Pirineos waren er tussen 1912 en 1960 nog slechts zes exemplaren officieel ingeschreven in Spanje.
Op boerderijen en in dorpen, verspreid over de streek, kon men echter nog mooie exemplaren vinden. Na de Tweede Wereldoorlog zouden deze mede worden gebruikt bij het opzetten van een gericht fokbeleid.
In 1977 werd de Club del Mastin del Pirineo de Espa ( CMPE) opgericht door Rafael Malo Alcrudo, thans nog steeds actief als voorzitter, en een gerenomeerd internationaal keurmeester en fokker. Mede onder zijn bezielende leiding kende het ras in de jaren tachtig een explosieve groei en is het aantal exemplaren van het ras ook buiten Spanje toegenomen.
Vooral in de Scandinavische landen is de Pirineos inmiddels in redelijke aantallen vertegenwoordigd.
Maar ook in o.a. Frankrijk, Belgie, Duitsland, Italie, Polen en natuurlijk Nederland is er inmiddels een groeiend aantal liefhebbers/fokkers die er mede voor gezorgd hebben dat dit fantastische ras voor uitsterven is behoed.
Het merendeel van de informatie in deze rasstandaard is afkomstig van een artikel uit "onze hond" van december 1999.
Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van de rasstandaard zoals vermeld bij de CMPE.
Dankzij het artikel in onze hond was mijn interesse gewekt voor dit geweldige ras.
Het duurde toen nog enige jaren voordat we daadwerkelijk een Mastin kregen, en inmiddels hebben we er twee.
Beide zijn zeer vriendelijk naar mensen, maar met name s’avonds zijn ze heel alert en behoorlijk waaks.
Naar soortgenoten toe zullen ze nooit zelf beginnen met vechten; elke vreemde hond wordt vriendelijk bejegend. Daarentegen staan ze, wanneer ze herhaaldelijk uitgedaagd worden, hun mannetje
De vacht vereist regelmatig een borstelbeurt, vooral tijdens de verharing.
Over het algemeen luisteren ze vrij redelijk maar ze kunnen zeer eigenwijs zijn als ze echt een ander idee over iets hebben. Persoonlijk ben ik daar wel van gecharmeerd maar als je graag een hele volgzame hond wil zou ik niet aan dit ras beginnen!
Dit ras heeft vrij veel lichaamsbeweging nodig en liefst ook de mogelijkheid om zich vrij te bewegen.

Rasgroep 2